Naar nieuwsoverzicht

Wat leren we van de aardgasvrije proeftuinen?

2 juli 2019
Vorig jaar ontvingen 27 gemeenten een rijksbijdrage voor het aardgasvrij maken van een wijk. In deze ‘proeftuinen’ leren we samen hoe we stap voor stap de overstap maken van aardgas naar een duurzaam alternatief. Aan de hand van de eerste ervaringen in Purmerend (Liander), Utrecht, Sliedrecht (Stedin), Appingedam (Enexis) en Middelburg (Enduris), zijn door de regionale netbeheerders de eerste leerpunten en dilemma’s vastgesteld.

Om de kosten van de energietransitie voor iedereen betaalbaar te houden, worden goede stappen gezet. Maar er is voor zowel de netbeheerders als de andere partijen nog genoeg te leren en te verbeteren. Bovendien helpt de huidige wet- en regelgeving op een aantal punten nog niet mee.

Regie vanuit gemeente

De eerste uitdagingen worden gevonden in het plannen van het werk. Gemeenten kiezen er vaak voor om de aardgasvrije werkzaamheden gelijktijdig uit te voeren met de vervanging van riolering of stadsvernieuwing. Door werkzaamheden te combineren houden we de overlast voor bewoners, als ook de kosten, met elkaar zo laag mogelijk. De ervaringen in de proeftuinen van Utrecht en Purmerend leren dat het combineren van werkzaamheden erg lastig blijkt. Zeker als ook een nieuwe warmteoplossing moet worden gerealiseerd. In zulke situaties is het belangrijk om bewoners goed mee te nemen en uit te leggen waarom plannen soms langer duren. Regie vanuit de gemeente is hierbij essentieel.

Wet-en regelgeving

In de proeftuin van Purmerend stappen niet alle bewoners over op stadswarmte. Om in de grond ruimte te kunnen maken voor het warmtenet, is de aanleg van een nieuw aardgasnet noodzakelijk. Deze investering wordt waarschijnlijk niet terugverdiend. In de toekomst is het wenselijk dat gemeenten een einddatum mogen vaststellen voor de levering van aardgas voor hun bewoners. Hiervoor zal de huidige wet- en regelgeving moeten worden aangepast.

Nieuwe warmtesystemen

In veel wijken zijn collectieve warmtenetten het meest geschikte alternatief voor aardgas. Dit brengt de gemeente voor een ingewikkelde keuze over hun eigen rol en die van de markt. Netwerkbedrijven kunnen bijdragen door de aanleg van het warmtenet op zich te nemen. Dit moet wel passen bij de visie van de gemeente en in lijn zijn met de rolverdeling in de warmtemarkt. Omdat nog geen goede wet- en regelgeving voorhanden is, wordt in elke gemeente het wiel opnieuw uitgevonden en ontstaat vertraging in het proces.

Maatwerk en creativiteit

Ook binnenshuis is voldoende te leren. Een warmteleiding aansluiten in de woning, kan vaak niet moeiteloos. Te kleine meterkast, te dikke vloer, toegepaste bouwmaterialen en beschikbare ruimte in de woning, maken dat maatwerk en creativiteit nodig is. Dat leidt soms tot bijzondere oplossingen. Zoals in Purmerend waar een warmteleiding langs de gevel het huis in wordt gebracht. Installateurs en bouwers moeten dan ook vroegtijdig betrokken worden. Om deze samenwerking te versterken, tekenden onlangs meer dan twintig partijen, waaronder netbeheerders, installateurs en onderwijsinstellingen, een intentieverklaring om de samenwerking en technologische vernieuwing te versterken.

Actieve samenwerking

De regionale netbeheerders zoeken actief de samenwerking met gemeenten, woningcorporaties, bewoners, marktpartijen en andere belanghebbenden. We helpen beslissingen te nemen over een nieuwe duurzame energievoorziening om zo samen een vlotte uitvoering te realiseren. Bijvoorbeeld door onze kennis over bestaande netten, over mogelijke warmtealternatieven en de technische en financiële consequenties van die alternatieven in te brengen. Met elkaar moeten we zorgen dat de meest kosteneffectieve aanpak gekozen en uitgevoerd wordt, zodat de energievoorziening voor iedereen betrouwbaar, betaalbaar en bereikbaar blijft.